Ik ben in de artikels en methodes die ik doorgenomen heb al heel wat interessante referenties naar boeken tegengekomen. Omdat ze overal en nergens staan, zou ik ze willen samenbrengen in 1 lijstje dat gemakkelijk te raadplegen is op momenten dat je het nodig hebt.
Opmerking achteraf: dit leek gemakkelijker gezegd dan gedaan. Eens je begint te zoeken, blijf je interessante dingen vinden. Het lijstje zal dus nooit volledig zijn.
Achtergrondliteratuur voor volwassenen:
Dossier basisonderwijs: Als de dood voor de dood op school? Verlies en verdriet in theorie en praktijk op de basisschool. Mechelen: Leefsleutels.
De dood hoort bij het leven, dat weten we wel. Maar hoe we ermee omgaan, weten we niet altijd.
Ook kinderen rouwen, niet enkel bij het verlies van een dierbaar iemand, maar ook door een echtscheiding, verandering van school of door het verlies van een knuffel.
Dit themadossier biedt theoretische achtergronden, ideeën rond de begeleidershouding en activiteiten voor kinderen van de eerste kleuterklas tot en met het zesde leerjaar over dood en rouw, verlies en verdriet.
In de activiteitenbundel vind je werkvormen binnen drie contexten:
- ‘het thema dood, als doodgewoon thema’
- ‘het crisismoment tussen een overlijden en de uitvaart’
- ‘het omgaan met rouw op lange termijn’
Keirse, M. (2008). Helpen bij verlies en verdriet: een gids voor het gezin en de hulpverlener. Tielt: Lannoo.
Helpen bij verlies en verdriet is een onmisbare gids voor al wie rouwende mensen en mensen met verdriet wil helpen. Het boek biedt vele bruikbare inzichten en is geïllustreerd met talrijke herkenbare voorbeelden uit het dagelijkse leven. Naast verlies door de dood besteedt de auteur ook aandacht aan andere verliessituaties, zoals verlies van de gezondheid, van het werk, van een perspectief. Helpen bij verlies en verdriet is een gids die thuishoort in elke huiskamer en op elke werktafel, niet om in één keer door te lezen, maar om telkens weer ter hand te nemen wanneer je geconfronteerd wordt met verdriet. Het is een uitstekend geschenkboek voor wie zelf verdriet heeft of wie anderen wil helpen, doordat het doorheen het verdriet perspectieven biedt om opnieuw te leren houden van het leven.
Keirse, M. (2009). Kinderen helpen bij verlies: een boek voor al wie van kinderen houdt. Tielt: Lannoo.
In dit boek laat Manu Keirse zien hoe je kinderen en jongeren kunt begeleiden in de confrontatie met verlies, ernstige ziekte in de familie, echtscheiding of zelfdoding.
Een onmisbare gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners.
Vanden Abbeele, C. (2004). Er zijn voor jou. Omgaan met jonge mensen die rouwen. Tielt: Lannoo.
Er zijn voor jou vestigt onze aandacht op de soorten van verdriet die we kunnen doormaken. Het omschrijft de rauwheid van rouw en hoe we kinderen en jonge mensen kunnen helpen met de verschillende rouwtaken. Het boek richt onze aandacht op gedrag dat 'normaal' is of 'ons zorgen' kan maken. We krijgen specifieke rouwadviezen als ouder of familielid en als begeleider in onze zorgvolle aandacht en voor onze manier van troosten. Het boek biedt heel bruikbare werkvormen, filmbesprekingen aan om als ouder, leerkracht of begeleider mee aan de slag te gaan, ook op momenten waarop verlies niet expliciet aan de orde is, maar we hen wel gevoelig willen maken voor dit aspect van het leven.
En als er zich in de school een crisissituatie van verlies voordoet, geeft ‘Er zijn voor jou’ uitvoerige, bruikbare scenario’s met praktische aandachtspunten die het lerarenteam kan gebruiken als leidraad om te concretiseren in de eigen schoolsituatie.
Voorwoord van prof. dr. Peter Adriaenssens:
Rouw en verlies zijn geen taboe meer, en daar levert Claire Vanden Abbeele een belangrijke bijdrage toe. Wat dit boek uniek maakt is niet de theorie, maar wel de uiterst persoonlijke wijze waarop ze deze vertaalt in zorg voor kwetsbare momenten. Kinderen en jongeren krijgen bij haar een aparte plaats. Zij maakt het vanzelfsprekend dat ook met hen het verdriet en de pijn van verlieservaringen een weg aangeboden krijgen. ‘Er is geen weg naast de pijn’, schrijft ze, zonder te dicteren hoe je er moet aan beginnen. Kinderen krijgen van haar het respect niets ‘te moeten’, maar zichzelf te mogen blijven, tijd te krijgen zodat verandering deel wordt van hun verdere groei. Vooral bij hen is haar methode zo opvallend, want vele volwassenen hopen het kind verdriet te besparen door voor hen te beslissen hoe het leven nu moet zijn. Dat dreigt problemen naar de toekomst te verplaatsen. Veel gezonder is het de moed te hebben in ieder mens, en dus ook in ieder kind het unieke te zien en op zoek te gaan naar wat de beste weg is om een nieuw basisvertrouwen in het leven te verwerven. De dood verstoort de gewone ontwikkeling van een kind. Kinderen willen vaak hun trouw betuigen aan de overledene door een herinnering vast te houden. Zeker als ze voelen dat de tijd het geheugen doet afzwakken, willen ze sporen van geuren, klanken, aanrakingen verankeren. De creativiteit van Claire sluit goed aan bij deze nood van het kind, maar voelt voor volwassenen onwennig aan. Zij reikt in dit boek de hand aan wie wil leren, om stapsgewijze kanalen te leren open zetten die soms meer kunnen zeggen dan woorden. Geen enkel spoor wordt daarbij als ‘het beste’ vooruit geschoven. Er is voor elk een weg al naargelang de stijl, de vaardigheden: de verteller, de tekenaar, de boetseerder, de stille ouder die sterk is in omarmen, de dagboekschrijver. ‘Het is wat het is’, zegt Claire. Wat daaruit groeit, is wat zij een tuin van herinneringen noemt. Het kind, de jongere die afscheid moet nemen heeft vaak nood aan zekerheid dat respect voor de overledene zichtbaar zal zijn in het verdere leven. De sprookjes, de verhalen, de gebaren, de kleur, de vormen van het werk van Claire geven op een symbolische manier bestaansrecht aan wie gemist wordt. Ze vertolken sterk dat grote geloof van Claire in de herstelkracht van mensen. Moet je een superouder zijn om dit alles aan je kind te kunnen bieden, terwijl je zelf getroffen bent? Nee, er is veel mildheid in dit boek. Daar voel je als lezer dat zij niet zomaar schrijft over dit thema, maar meer dan twintig jaar ervaring weergeeft. De ouder, de opvoeder wordt aangespoord zichzelf te zijn, maar best met een stut bij vrienden en familie. Zo groeit in dit boek het beeld van een wederzijdse heling, van ouder en kind. 'Wij zijn zoekende mensen, allemaal', schrijft Claire. Dat is juist. Maar het helpt te kunnen zoeken met de steun van haar inspiratie.
Vanden Abbeele, C. (2008). Mijn herinneringsboek. Tielt: Lannoo.
Voel je het verlangen om kinderen nog dichter nabij te zijn in hun reis doorheen verdriet en vreugde, dan vind je in Mijn herinneringsboek tal van oefeningen en kaartjes die een bron van hulp zijn. Goed omschreven opdrachten nodigen je uit om te tekenen, te schilderen, foto’s te kleven, te schrijven… te mijmeren bij wie je zo lief was. Herinneringen aan je geliefde gestorvene krijgen vorm door jouw creativiteit. Een boek dat uitnodigt om, met of zonder woorden, te raken aan de kostbare parel van het verdriet om dan weer de hartenklop van de vreugde te voelen. Dit is een boek, voor jong en oud, om te koesteren, te bewaren voor later.
Vanden Abbeele, C. (2003). Nu jij er niet meer bent. Rouwen met kinderen en tieners. Tielt: Lannoo.
Nu jij er niet meer bent is een leidraad voor iedereen die met verlies geconfronteerd wordt en worstelt met de vele vragen die dood, gemis en nabijheid bij kinderen en jonge mensen oproepen. Dit boek werpt een licht op wat rouw met jonge mensen en met onszelf doet. Het reikt ons woorden aan om het onuitspreekbare ter sprake te brengen. Tegelijkertijd staat het vol adviezen en praktische oefeningen die inspiratie bieden aan rouwenden en rouwbegeleiders. Het boek maakt ons aandachtig voor de beleving van leegte en gemis en voor de manier waarop we mensen in die situatie best (niet) benaderen. We leggen een weg af in het rouwproces met expliciete aandacht voor verschillende factoren die hierin een rol spelen. Deze factoren zijn bepaald door de aard van het sterven, door wie sterft en onze relatie met hem/haar. Het is belangrijk dat we ook inzicht krijgen in de psychologische ontwikkeling van de betrokkene (baby, peuter, kleuter, lagere schoolkind, tiener, adolescent, volwassene) en de invloed hiervan op de manier van omgaan met verlies. Naast de uitnodiging om over verdriet te praten wordt ons een waaier van creatieve werkvormen aangereikt en leren we aandacht krijgen voor symbolen en rituelen in het proces van afscheid nemen.
Het boek is een aanrader voor alle mensen die rouwen, begeleiders van rouwenden, voor leraren in de klas, voor leraren in opleiding, voor begeleiders in jeugdbewegingen, voor mensen actief in jongerenpastoraat, voor verpleegkundigen en verzorgenden. Nu jij er niet meer bent biedt ons stevige literatuur met beschouwingen over leven, afscheid en dood. Het is een pleidooi om met hart en ziel bij elkaar aanwezig te zijn, om onszelf en de ander in de diepte te beluisteren, om verdriet en kracht een plek te geven. Iets waartoe wij allen in staat zijn.
Verwerkingsmaterialen:
De Geyndt, L. (2013). De eerste troost. Averbode: Cego Publishers.
Een rouwkoffertje voor kinderen van 3 tot 12 jaar.
Het koffertje ‘De eerste troost’ werd ontwikkeld voor politiediensten en andere hulpverleningsdiensten, die vaak als eerste aanwezig zijn bij een plots overlijden. De doos bevat allerlei praktische hulpmiddelen om kinderen te ondersteunen in hun verwerkingsproces. Zo zijn er rouwbandjes, een herinneringsboek voor grote en kleine verdrietjes, een fotoboek, zorgenpoppetjes, een speelgoedtelefoon, een fotokader, een kaarsje en kleurpotloden. De doos bevat ook een boekenlijst voor zowel de kinderen als hun ouders en een gevoelsthermometer voor het hele gezin. Ouders leren meer over het rouwproces van hun kinderen aan de hand van een informatiebrochure.
Verliefde, E. (2006). Een wereld vol troost. Averbode: Cego Publishers.
Een materialenset voor jonge kinderen van 5 jaar tot 12 jaar
‘Een wereld vol troost’ is een materialenset die kinderen in de basisschool helpt om over verlieservaringen te communiceren en zo, onder begeleiding van leerkrachten of andere volwassenen, op een psychisch gezonde manier met verlieservaringen te leren omgaan.
Wie in de klas, op school of elders met een concrete verliessituatie geconfronteerd wordt, vindt zeker bruikbaar materiaal in deze koffer, samen met een leidraad om met dit materiaal aan de slag te gaan.
De koffer biedt materiaal aan rond 15 uiteenlopende verliessituaties, die elk nog eens vanuit verschillende hoeken benaderd kunnen worden:
1. Verandering in leefomgeving
2. Inbraak en diefstal
3. Confrontatie met (natuur)rampen en oorlog
4. Ziekte, opname in een ziekenhuis, functieverlies
5. Veranderingen n.a.v. de ontwikkeling van het kind (ouder worden)
6. Dementie
7. Overlijden
8. Scheiding van iemand, een dier dat wegloopt, (echt)scheiding
9. Iemand wordt vermist, loopt verloren
10. Afwijzing door anderen
11. Belangrijke veranderingen bij ouders
12. Verlies van een betekenisvol object
13. Verlies in het spel
14. Een familielid met een handicap, met een ziekte
15. Natuur
Kinderen en verlies
Het lijkt alsof deze twee begrippen niet met elkaar verzoenbaar zijn. Je kind verliezen is het zwaarste wat een mens kan overkomen, je houdt liefst kinderen weg van verlies. Niemand wil dat kinderen verdrietig worden omwille van een verlies.
En toch … De vraag is of kinderen en verlies niet dichter bij elkaar liggen dan wat wij – volwassenen - veronderstellen. Het is merkwaardig hoe vaak kinderen stilstaan bij verlies, hoe klein dit verlies ook is. Kinderen moeten de kans krijgen om hun gevoelens te uiten. Dat is niet altijd evident …
De vraag blijft: kun je een kind weghouden van verlies en de daarmee gepaard gaande emoties? Kinderen worden in hun jonge leven vaak met verlies geconfronteerd. Is verdriet bij kinderen niet altijd gekoppeld aan een bepaald verlies? Elke verandering die een kind meemaakt in zijn ontwikkeling betekent vaak verlies. De eerste schooldag, de verhuizing naar een andere stad, het verlies van een huisdier, …
Iedere mens wordt vanaf zijn geboorte geconfronteerd met veranderingen. Het is een ontgroeien van het verleden en het zich richten naar het nieuwe. Tijdens deze momenten staan emoties centraal, er kan pijn zijn bij het afscheid, er kan vreugde zijn om het nieuwe. Je kunt kinderen niet weghouden van verlies omdat dit een deel van het leven is, ook van hún leven, hoe graag we hen dit ook willen besparen.
“Een wereld vol troost” is het eindproduct van het samenbrengen van veel creatieve mensen en ideeën, die elk op zich bekommerd zijn om het welbevinden van kinderen. Het is een werkinstrument geworden dat verder reikt dan enkel het troosten van kinderen. Het is een concept geworden dat het stilzwijgen rond verlies wil doorbreken.
“Een wereld vol troost” bestaat uit materiaal dat aan elkaar geweven is door activiteitenfiches en dat theoretisch ondersteund wordt door een boek van Erik Verliefde en Riet Fiddelaers-Jaspers. “Een wereld vol troost” is ook: vanuit een open en luisterende houding durven kijken naar kinderen en hoe zij omgaan met verlies. Troosten is alle kansen geven aan de emoties die gepaard gaan met dit verlies en dus zeker niet emoties onderdrukken. Het is een kind ruimte geven, in dit geval ruimte voor verdriet. Uiteindelijk bepaalt elk kind zelf wat het nodig heeft. Als volwassene kun je materiaal aanbieden, kun je een sfeer scheppen waardoor een kind naar jou toe kan komen. Waardoor een kind troost kan vinden vanuit zijn eigen leefwereld.
Prentenboeken voor kleuters:
Aertssen, K. (2007). Vogeltjelief. Wielsbeke: Eenhoorn.
In de tuin van meneer en mevrouw Pluim stond een enorme kersenboom, waarin honderden vogels woonden. Meneer Pluim bestudeerde hun gedrag. Mevrouw Pluim luisterde naar hun gezang. Vaak floot ze gezellig met hen mee. Met haar spitse neusje en felle oogjes leuk mevrouw Pluim zelf op een vogeltje. Meneer Pluim noemde haar vertederd “Vogeltjelief”.
Hun kleindochter Merel komt een keer per week op bezoek. Samen voederen en bestuderen ze de vogels, en Merel zingt ook met ze mee. Op een winterdag wordt mevrouw Pluim ziek. Net voor ze sterft vraagt ze aan meneer Pluim om niet verdrietig te zijn. Als hij naar de vogels kijkt, zal zij er zijn.
Berebrouckx, A. (2011). De oma van Jules. Antwerpen: Zwijsen.
Bij het uitgaan van school zegt Jules' juf dat ze de volgende dag over opa's en oma's gaan praten. Maar Jules heeft zijn oma nooit gekend: ze is al een tijdje dood. Iedereen die hij die dag nog spreekt (zijn moeder, vader, grote zus en opa, de kaasboer en de buurman, de hond en de vis) vraagt hij iets over zijn oma te vertellen. Ze noemen stuk voor stuk een eigenschap van oma die ook op henzelf van toepassing is (volgens de vis hield ze bijvoorbeeld van zwemmen), Aan het eind van de dag komt Jules tot de conclusie dat hijzelf erg op oma lijkt.
Berebrouckx, A. (2003). Een schat van een man. Hasselt: Afijn.
Er was eens een sterke man, hij kon wel tien huizen tegelijk bouwen. De sterke man was ook heel lief, hij kon wel tien cadeautjes tegelijk uitdelen. De sterke, lieve man was ook heel grappig, hij kon wel tien grappen tegelijk vertellen. De man komt op een dag een schat van een vrouw tegen. Ze zijn erg gelukkig en willen graag een zoon. De man zal de zoon leren sterk en lief te zijn. De man wil de zoon Bob noemen en de vrouw geeft toe. Dan gebeurt het ergste wat er kan gebeuren: de man verdwijnt in het niets. De vrouw blijft zwanger en verdrietig achter. Bob voelt het verdriet van de vrouw en mist de stem van de man. Dan wordt hij geboren. Zijn mama is een lieve mama, soms grappig en vooral heel sterk.
Berebrouckx, A. (2005). Jules, Hanna en Witje. Antwerpen: Zwijsen.
In de tuin vindt Jules een wit konijn. Het is lief en zacht en Jules wil ervoor zorgen. Maar dan komt Hanna, het baasje van Witje. Jules geeft het konijntje terug en hij mag altijd eens op bezoek bij Hanna en Witje. Zo heeft hij er twee vrienden bij!
Beuscher, A., Haas, C. (2003). Over de grote rivier. Houten: Van Goor.
Haas moet vertrekken 'over de grote rivier' en neemt afscheid voor altijd van zijn vriend wasbeer. Dat maakt wasbeer heel erg verdrietig en hij zoekt steun en troost bij zijn andere vrienden Eend, Muis en Olifant. Ze halen herinneringen op aan Haas, spelen samen muziek en het is de muziek die Wasbeers grote verdriet wat kan verzachten. Uiteindelijk sturen ze Haas een boodschap in een fles.
Boonen, S. (2010). Buurman Reus niet meer / nooit meer. Clavis.
In de kring mag ik vertellen wat er gebeurd is.
Dat van de val van buurman Reus.
Dat ik zijn kleine vriend was.
En hij mijn grote Reus.
En dat hij nu dood is.
Een jongetje wordt plots geconfronteerd met de dood. Onverwacht sterft zijn buurman. Buurman Reus met wie hij een bijzondere band had. Hij is in de war, ziet het verdriet bij de volwassenen om hem heen. Het is het verhaal van een proces. Een jongen die langzaam voelt en begrijpt wat 'er niet meer zijn' betekent.
Breebaart, J, Breebaart, P. (1993). Als je dood bent, word je dan nooit meer beter? Rotterdam: Lemniscaat.
Fred Konijn woont met zijn jongere broertje Joep in het bos. Op een dag wordt Joep ziek en de dokter, in wie Fred aanvankelijk een groot vertrouwen heeft, kan hem niet meer beter maken en Joep gaat dood. Vader zoekt een grasveldje uit waar Joep in het bijzijn van veel andere dieren begraven wordt. Fred is eerst heel verdrietig en vooral boos, maar als na een tijdje de zon weer schijnt, kan hij toch weer spelen en lachen met zijn vriendjes. Dit prentenboek is gemaakt door een vader samen met zijn 5-jarig zoontje naar aanleiding van de dood van hun zoontje/jongere broertje.
Bruna, D. (1996). Lieve oma pluis. Amsterdam: Mercis.
Oma Pluis is doodgegaan en Nijntje heeft veel verdriet. Oma wordt thuis opgebaard en de begrafenis vindt plaats op een rustig plekje in het bos. Ten slotte zien we Nijntje plantjes brengen naar het graf. Een moeilijk thema dat op lichtvoetige en directe wijze beschreven is en aansluit bij de kinderlijke belevingswereld.
Cole, B. (1996). Doodleuk. Leuven: Davidsfonds/Infodok.
Wanneer twee kinderen aan hun grootouders vragen waarom ze er zo oud en gerimpeld uitzien, vertellen de twee hun levensgeschiedenis. Dat gebeurt natuurlijk op de gebruikelijke Cole-manier: veel overdrijvingen, knotsgekke situaties en veel details. Zo zijn er de ganse kinderperiode lang, allerlei monsters die oma en opa belagen. Eens ze tiener geworden zijn verdwijnen de engerds om plaats te maken voor andere gevaren: ruwe vaders, spectaculair stuntwerk en ouderdom. Het verhaal gaat zelfs door na de dood van de beide oudjes. Je krijgt dan een aantal reïncarnatiekeuzes: zoals octopus, eland, schaap, .... of twee kale kippen.
De Jong, M. (1999). Prinses op reis. Antwerpen: Querido.
In dit sprookjesachtige verhaal wordt het sterven van een prinses vergeleken met een lange reis. De prinses geeft eerst al haar aardse bezittingen weg en laat zich daarna omringen door allen die haar dierbaar zijn. Zij vraagt ieder op zijn beurt haar een verhaal te vertellen. De verhalen zijn de enige bagage die ze op haar reis meeneemt. Na haar afscheid wordt het paleis door het volk bewoond. Haar kroon is het enige persoonlijke bezit dat nog aan de prinses herinnert, maar die herinnering wordt gekoesterd.
de Kinder, J. (2002). Mathilde. Hasselt: Clavis.
De ik-verteller is een kleine jongen die zich zorgen maakt over zijn konijn Mathilde. Ze wil niet eten en zit er lusteloos bij. De dierenarts geeft Mathilde nog een spuitje, maar ondanks alle goede zorgen, gaat Mathilde dood. Het jongetje begraaft haar in de tuin. Hij is er kapot van en vertelt aan de bloemen hoeveel hij Mathilde mist. Hij herinnert zich alle mooie momenten met zijn konijn en kan op die manier zijn verdriet een beetje verwerken. Als hij een uit het nest gevallen jong vogeltje vindt, noemt hij het Mathilde en heeft hij een nieuw dierenvriendje om voor te zorgen.
Delfos, M. (2007). Dood is niet gewoon. Amsterdam: Nino.
Ilse's vader is door een ongeluk om het leven gekomen. Het afscheid van haar vader, verdrietige familieleden en de begrafenis zijn moeilijk voor haar. Ilse denkt na over de dood en gevoelens van verdriet, boosheid en wat ze nu niet meer met haar vader kan doen, wisselen elkaar af. Hoewel juf en de meeste kinderen van haar klas lief voor haar zijn, wordt ze toch door een jongetje gepest met de dood van haar vader. Soms voelt Ilse zich schuldig als ze denkt dat ze niet lief genoeg is geweest voor haar vader. En soms kijkt ze naar de sterren, omdat haar moeder gezegd heeft dat haar vader nu een ster is. Haar gevoelens zijn tegenstrijdig: bij haar vader willen zijn, maar toch ook leven. In gedachten met haar vader, maar in het echt met haar oma praat ze over haar vader. Dit helpt haar om weer een beetje rustig te worden.
de Vos, R. (2001). Lies en kleine kater. Hasselt: Clavis.
Lies en Kleine Kater gaan samen wandelen. Plots is Kleine Kater verdwenen. Lies denkt dat de kat zich verstopt heeft, maar dan blijkt hij doodgebeten door een grote hond. Lies is er het hart van in maar gelukkig komt Paarse Poes haar troosten. Samen zorgen ze voor een mooie begrafenis voor Kleine Kater. Ze plukken bloemen om zijn graf te versieren. Lies beantwoordt de vragen van Paarse Poes over de dood.
Dieltiens, K. (1997). De gouden bal. Hasselt: Clavis.
Als een gelukkig hemelkind al spelend zijn gouden bal verliest, gaat het op Aarde de bal zoeken. Het kind wordt daar als mensenkind geboren. Twee jaar lang groeit het op bij zijn ouders, maar op een dag vindt het kind de bal terug en gaat het direct weer naar de hemel, de ouders verdrietig achterlatend. Er gaat enige tijd overheen voor de ouders het grote verlies enigszins verwerkt hebben. Op weg naar de hemel vertelt het kind over wat het op aarde meemaakte, over goede en slechte mensen en over goede en slechte dingen.
Dubois, C., Demyttenaers, B. (2002). Een ster voor Amber. Averbode: Altiora.
Robbe en Amber zijn al heel lang dikke vrienden. Als hij op een ochtend geconfronteerd wordt met het nieuws dat Amber ongeneeslijk ziek is, stort zijn wereld in. Toch vindt hij de nodige moed om haar te troosten en samen een weg te banen doorheen het ziekteproces. Elke dag bezoekt hij haar in het ziekenhuis. Op een dag leest hij haar voor uit haar lievelingsboek over een kleine prins die van sterren houdt en kijken ze samen naar de sterren in de lucht."Naast Grote Beer staat nu nog geen blinkend sterretje", zegt Amber, "maar binnenkort wel…"Dit voorval zal Robbe later troost bieden bij het verwerken van Ambers dood. Achteraan in het boek kan je nog enkele tips terugvinden over hoe je een kind kan begeleiden als ze geconfronteerd worden met de dood. Ook staat er een uitwerking van het boek in voor in de klas of groep.
Dudok de Wit, M. (2007). Vier bevertjes en een kastanje. Amsterdam: Leopold.
Kleine Bever krijgt een kastanje op zijn kop en dat doet erg pijn. Daarom gaan de vier bevertjes naar Oude Bever. Die weet overal raad op. Oude Bever raadt aan om te wachten, de pijn zal vanzelf over gaan. Ze vertelt ook dat het een kastanje was die uit de boom viel. Die zal dan in de grond uitgroeien tot een grote nieuwe boom. Als ze de volgende dag terugkomen met worteltjes, zien ze dat Oude Bever slaapt. Alhoewel, ze ademt niet meer. Oude Bever is dood. Ze begraven haar en beslissen dan om de kastanje op haar grafje te planten. Hopelijk komt er een mooie grote boom, zodat ze steeds aan haar kunnen denken als ze die boom zien. Op heel eenvoudige wijze wordt de vergankelijkheid van het leven, de dood en het rouwen aangehaald in dit boekje. Zonder te dramatiseren, vertelt het eenvoudigweg wat er gebeurt bij een overlijden. Het begraven van de overledene, het versieren van het graf en het behouden van de fijne herinnering aan de overledene. Er wordt nauwelijks verder op ingegaan. Heel verhalend, bijna feitelijk wordt alles voorgesteld.
Fiddelaers-Jaspers, R. (2011). Doodgaan is geen feest: over doodgaan, cremeren en rouwen. Heeze: In de Wolken.
Tot nu toe wordt in geen enkel kinderboek de overledene gecremeerd. Dat maakt het voor veel mensen lastig om aan kinderen uit te leggen wat cremeren is. In dit prentenboek wordt cremeren uitgelegd aan de hand van de dood van de papa van Julia en Stijn. Ook de verschillende reacties van de twee kinderen komen aan bod. Met enige creativiteit kan bij het voorlezen de naam van papa veranderd worden in een opa of oom. Het voorleesverhaal is geschikt voor kinderen van ongeveer driet tot acht jaar. Volwassenen kunnen met behulp van dit prentenboek rouwende kinderen steunen in hun verdriet.
Fiddelaers-Jaspers, R. (2000). Waar ben je nu, zie je me nog? Teksten bij een afscheid geschreven voor en door kinderen. Heeze: In de Wolken.
In dit boek heeft het sprokkelvrouwtje verhalen gesprokkeld die over de dood gaan. Ze zijn als inspiratie te gebruiken, om voor te lezen, thuis en op school of om zelf te lezen. Voor het samenstellen van een afscheidsdienst is dit ook een zeer handzaam boek.
Fleerackers, I. (2007). Zwaan. Wielsbeke: Eenhoorn.
Uil vliegt uit en geniet van de nacht, de schaduwen, de maan. Alles is zo mooi en hij hoeft er niets voor te doen. Dan hoort hij gesnik. Het is Zwaan die donker van verdriet in een put zinkt. Zwaan zoekt wanhopig naar de reden waarom ze haar geliefde moest verliezen. Voor zoiets vreselijks moet toch een reden zijn? Uil wil haar helpen en gaat op zoek naar een antwoord. Maar kan Uil dat antwoord wel vinden?
Frederix, R. (2007). Musti: afscheid nemen. Antwerpen: Standaard Uitgeverij.
Musti komt Kaatje tegen op de boerderij. Kaatje weent want haar oma is heel erg ziek. Musti wil haar troosten maar begrijpt niet goed wat verdriet precies is. Mama legt het uit en vertelt dat je soms pijn voelt omdat er iemand doodgaat. Ze neemt Musti mee naar het kerkhof. Nu snapt Musti wel waarom Kaatje huilt. Intussen is de dokter langsgeweest en weet Kaatje dat haar oma toch weer beter zal worden. Ze kan weer lachen, maar moet wel afscheid nemen van Musti, want de vakantie is bijna voorbij.
Goossens, R. (2002). Eva in het land van de verloren zusjes. Hasselt: Clavis.
Eva en Elisa zijn zusjes. Als Elisa overlijdt, blijft Eva ontredderd en eenzaam achter. Ze gaat naar "het land van de verloren zusjes", een land waar heel veel verdriet heerst maar ook woede en angst. Haar vriendjes proberen Eva te troosten maar weten vaak niet hoe. Het rouwproces van Eva wordt op een serene maar realistische, onverbloemde manier beschreven. Het boek eindigt optimistisch met de geruststelling dat haar erdriet uiteindelijk een plaats zal krijgen in haar leven en dan geen pijn meer zal doen.
Hagen, H. (1995). Stilte a.u.b. ik denk aan de kip. Amsterdam: Van Goor.
Als het jongetje Onno Ebbe de kip die hij als huisdier houdt uit een doos pakt, blijkt ze dood te zijn. Ze is 'van hier en nu naar het land van later' gegaan. Onder de aandacht van haan en kraai en met hun hulp voltrekt Onno het begrafenisritueel. Het laatste wat van kip rest wordt in een doos onder de lamp gezet. 'Kip woont nu in Onno's hoofd', hij moet steeds aan haar denken: 'Stilte a.u.b., ik denk aan de kip'. Overmand door emoties droomt Onno akelig over het land waar kip nu is. Ontwakend hoort hij gepiep: een kuiken uit het ei.
Hariga, V. (2002). Mijn lieve oma. Hasselt: Clavis.
Een klein meisje vertelt in de ik-persoon hoe heerlijk haar bezoekjes bij oma zijn. In alle seizoenen kun je fijn spelen in oma's tuin. Minder leuke dingen zoals brandnetels neem je er dan graag bij. Die lieve oma zeurt ook niet en maakt geen drukte om niets. Dan is oma opeens weg zonder dat er expliciet vermeld wordt wat er met haar gebeurd is. De kleuter mist oma en is heel verdrietig. Gelukkig heeft ze zoveel fijne herinneringen aan haar oma dat ze daarin de kracht vindt om door te gaan.
Harris, R. (2002). Dag muisje. Antwerpen: De Vries-Brouwers.
Dit is een prentenboek waarin verteld wordt over het geliefde huisdier van een peuter, een muis, die is doodgegaan. De peuter die wel weet wat 'dood zijn' betekent maar niet begrijpt waarom is hierdoor erg verdrietig en ook een beetje boos. Zijn ouders vangen hem goed op en leggen alles uit: muisje was al oud en misschien wel ziek. Maar hij heeft wel een fijn leven gehad. Door het muisje te begraven in een mooie, met eten en speeltjes gevulde en door hem zelf versierde kartonnen doos, kan de peuter al een beetje zijn verdriet verwerken.
Kalter, M. (2012). Waarom is iedereen zo verdrietig vandaag? Kampen: Rozhanitsa.
Als er iemand overlijdt moet er in een paar dagen veel geregeld worden. Dan is het lastig om ook nog eens te bedenken hoe je aan jonge kinderen moet vertellen wat er aan de hand is en wat er gaat gebeuren tijdens een begrafenis of crematie. In dit boekje wordt dat in verhaalvorm uitgelegd. Als de buurvrouw van Anne overlijdt, gaat ze mee naar de condoleance en de begrafenis. Daarna bezoekt Anne met haar klas het uitvaartcentrum voor een rondleiding door de begrafenisondernemer.
Kaldhol, M., Oyen, W. (2009). Vaarwel Rune. Hillegom: Altamira.
Elsa en Rune spelen bij het water. Als Elsa's handschoen in het water valt, rent ze naar huis om droge handschoenen te halen. Wanneer ze terugkomt bij het water, ziet ze Rune nergens. Hij is in het water gevallen.
Loeters, H. (2004). Mama’s verdwijnen nooit helemaal. Hasselt: Clavis.
Schaap kruipt dicht tegen Linde aan. 'Je neus is koud,' zegt hij. 'Jouw poot is warm,' zegt Linde. Zijn krulletjes kriebelen in haar neus. 'Huil jij ook om je mama?' vraagt Schaap. Een teder verhaal over een mama die ziek is en een papa zo sterk. Over een strenge oma en een kriebelzacht schaap. En over Linde, die met grote ogen toekijkt en intens probeert om alles te begrijpen.
Mandelbaum, P. (1990). Zoals vroeger. Leuven: Infodok.
Wanneer de papa van Louise sterft, is alles plots anders. Thuis, bij oma, op school... Wordt het nu nooit meer zoals vroeger? Mamma en oma zijn zelf te verdrietig om Louise goed te kunnen troosten. Opa begrijpt de angst van Louise en geeft er een reëel troostend antwoord op.
Misschaert, I. (2009). Balthazar, de eenzaamste ezel ooit. Wielsbeke: Eenhoorn.
De moeder van de ezel Balthazar vertelt dat ze ooit moet gaan en dat hij dan flink moet zijn. Als ze plots verdwenen is, gaat Balthazar verdrietig op zoek naar wanneer ooit voorbij is. Hij ontmoet verschillende dieren, maar ooit lijkt nooit voorbij te gaan. Van een hond leert hij dat je kunt kiezen om vrolijk te gaan. Zo gaat Balthazar weer door, spelend met vriendjes (uil en muizen) die al die tijd al op verschillende prenten ongemerkt met hem mee waren gegaan en voor hem hebben gezorgd.
Neefjes, A. (2009). Een ballon voor opa. Leopold: Amsterdam.
Tara’s opa ligt in het ziekenhuis. Ze mag maar heel even bij hem. Later komt er een telefoontje: opa is dood. Tara weet het wel, maar ze begrijpt het niet zo goed. Terwijl haar ouders van alles moeten regelen en weinig tijd voor haar hebben, heeft zij 101 vragen: "Wat ís dood eigenlijk?”, “Hoe láng blijft opa eigenlijk dood?”, “Gaat opa naar de hemel?”, enzovoort. En wat bedoelen ze als ze het hebben over rouw, crematie en condo-nog-wat? Tara denkt aan alle leuke dingen die ze met opa deed. Een boekje over dood en verdriet op een eenvoudige manier verteld. Tara ontdekt al snel dat mama en papa niet op alles een antwoord hebben en blijft een beetje met haar vragen zitten. Iedereen in het gezin verwerkt het verlies op zijn eigen manier. Voor Tara is er niet veel tijd, maar toch zijn er kleine dingen die haar helpen, zoals buiten gaan spelen om zo dichter bij opa te zijn. Samen met haar vriendinnetje Philippine maakt ze een mooie tekening en die laten ze aan het strand op met een ballon, voor opa in de hemel. Op school praat de juf met de kinderen over dood en thuis wacht er een verrassing: Jopie de papegaai van opa mag bij Tara komen wonen.
Nijssen, E. (2009). Benjamin. Hasselt: Clavis.
Robin heeft een babybroertje gekregen. Benjamin is zijn naam. Het is feest en iedereen is blij. Robin is dolgelukkig met zijn broertje. Hij weet al wat ze later allemaal kunnen doen samen. Maar dan blijkt dat Benjamin erg ziek is en dat niemand hem kan genezen. Benjamin sterft en laat een gebroken gezin achter. De ouders van Robin zijn ontroostbaar. Gelukkig heeft Robin een lieve oma en opa, een toffe tante en een attente juf, die hem opvangen en hem helpen het verdriet te verwerken. En dan gebeurt er een wonder!
Nilsson, U. (2006). De mooiste begrafenis van de wereld. Rotterdam: Lemniscaat.
Op een dag verveelden we ons. Maar toen vond Ester een dode hommel en we besloten hem te begraven. Met kruis en bloemen, en een gedicht, want dat hoort erbij. Ik kan erg goed dichten, al zeg ik het zelf. En Pietertje, het broertje van Ester, kan goed huilen. We richtten een Begrafenis BV op: voor alle dode dieren. Een schitterend kinderboek over de dood, maar vooral over de gave van kinderen om met volle overgave te spelen en te fantaseren.
Post, A. (1991). Dag Siem, dag Tom! Afscheid van papa. Haarlem: Altamira.
Daar rent super-Siem langs de sloot, met de jas om zijn schouders, hij wacht niet op Tom en al helemaal niet op papa. Papa is ziek - en dat wil Siem niet -, papa is moe en gaat naar bed. Hij wordt steeds zieker; en op een dag zegt hij 'z'n kereltjes' dag en gaat dood. Op school maken de kinderen een boekje voor Siem. Ze gaan papa begraven; en een poosje later bezoeken ze het graf. Daarna rennen super-Siem en super-Tom samen langs de sloot. Siem heeft Tom geholpen om z'n jasje ook als een cape om de schouders te dragen.
Puttock, S., Bartlett, A. (2000) Een verhaal voor Rosa. Amsterdam: Luister.
Het oude, wijze nijlpaard Rosa vertelt elke avond aan de oever van de rivier aan het aapje Jacob een mooi verhaal dat altijd eindigt met: "en ze leefden nog lang en gelukkig." Jacob is een vrolijke grappenmaker die Rosa altijd aan het lachen brengt. Stilletjes onder haar blad verscholen, luistert de verlegen kameleon Lea mee naar de verhalen en de grapjes. Op een avond vertelt Rosa dat ze niet lang meer te leven heft. Jacob is woedend want dat "lang en gelukkig leven" klopt dus niet! Rosa vertrekt naar de plek "waar alle nijlpaarden naartoe gaan om te sterven." Jacob is ontroostbaar. Hij huilt en huilt. Nooit kan hij nog grapjes maken! Iedereen in het bos mist Rosa, haar verhalen en de grapjes van Jacob. De verlegen kameleon komt eindelijk te voorschijn om de verdrietige Jacob te troosten. Zij kan hem ook overtuigen om Rosa's verhalen verder te vertellen en zo zijn leven weer zin te geven.
Schneider, A. (1998). Vaarwel Goudveertje. Rijswijk: De vier windstreken.
Op een dag komt oma met haar parkiet Goudveertje bij Marieke en Bas wonen. De kinderen zijn dol op oma en haar vogel. Ze zijn erg verdrietig als de vogel doodgaat. Samen begraven ze het beestje onder een den in de tuin. Oma legt uit dat Goudveertje nog leeft omdat zij zoveel van haar houden. Als oma enige tijd later zelf sterft, heeft ze een mooi cadeau voor de kinderen achtergelaten: een boek waarin de verhalen over Goudveertje staan.
Sels, T. (2000). Nooit meer is voor altijd. Hasselt: Clavis.
De papa van Lotte is doodgegaan. 'Papa komt nooit meer bij ons terug' zegt mama. Maar hoe lang is nooit meer? Prentenboek om bespreekbaar te maken wat er thuis en op school verandert na de dood. Vooral de depressie van moeder wordt goed in kindertaal uitgelegd.
Slosse, N., Del Moral, R. (2009). Grote boom is ziek. Sint-Niklaas: Abimo.
Snuiter houdt veel van Grote Boom. Wanneer de dokter houtwormpjes ontdekt onder de schors van Grote Boom, wordt zijn wereldje helemaal op z'n kop gezet... Dit verhaal laat de jongste kinderen kennismaken met een lotgenootje, wanneer iemand in hun omgeving getroffen wordt door een levensbedreigende ziekte. Met Snuiters doe-ideetjes op het einde van het boek kunnen jonge kinderen onder begeleiding actief aan de slag om hun emoties te verwerken.
Slosse, N. (2011). De visjes van Océane. Averbode: Altiora.
De opa van Océane heeft een mooi aquarium met kleurrijke vissen.
Alleen Schubbe ziet er soms ongelukkig uit. Op een dag springt hij zelfs uit het aquarium.
Océane is verdrietig en praat met opa.
Hoe moet het nu verder met Drupje en de andere visjes?
Slosse, N. (2012). Toverdruppels. Sint-Niklaas: Abimo.
Snuiter is verdrietig, want zijn vriend Grote Boom is ziek. Als hij begint te huilen, verschijnt de Tranenfee. Zij vangt zijn tranen op in een flesje.
In haar tas zitten nog meer flesjes, voor de andere dieren in het bos. Want als je huilt omdat je van binnen pijn hebt, komen er toverdruppels. En daar kan de Tranenfee iets heel bijzonders mee. Maar alvorens Snuiter dát ontdekt, heeft hij veel vriendjes een zachte schouder geboden om op uit te huilen. Want met een vriend in de buurt, luchten tranen op en is er daarna weer ruimte voor plezier!
Somers, P., van der Grient, K. (2000). Sterrenkind. Zeist: Christofoor.
Tineke gaat naar het eerste leerjaar. De juf vraagt om in de kring iets te vertellen over de zomervakantie. Tineke heeft een triest verhaal want haar zieke broertje Michiel is overleden. De klasgenootjes zijn onder de indruk en hebben ook veel vragen over doodgaan, begraven en cremeren, de duur van het dood zijn en de plaats van de hemel. Juf beantwoordt de vragen zo goed ze kan en zonder een bepaalde levensbeschouwing op te dringen. Ze stelt voor om een speciaal hoekje van de klas in te richten als herinnering aan alle mensen die gestorven zijn en waarvan de kinderen nog steeds houden. Tineke bedenkt dat Michiel nu een sterrenkind geworden is en die gedachte troost haar.
Sommer-Bodenburf, A. (2003). Dag oma. Amsterdam: Ploegsma.
Julia's oma is dood. Julia wordt overal buiten gehouden en mag niet mee naar de begrafenis. Julia mist oma en begrijpt niet dat het leven nu toch gewoon doorgaat. Bij oma's graf op het kerkhof ontmoet ze een wonderlijke jongen die een liedje neuriet dat oma altijd zong. Hij neemt haar mee naar het meer van de levenslichten. Hij toont Julia haar eigen levenslichtje en daarnaast het gedoofde kaarsje van oma. Zolang Julia aan oma denkt, zal oma's kaarsje niet zinken. Julie begrijpt nu dat de dood bij het leven hoort en dat overledenen verder leven in de herinnering van wie van hen houdt. Oma zal op die manier altijd bij Julie blijven.
Storms, W. (2000). Dood zijn, hoe lang duurt dat? Vragen van en voor kinderen over de dood. Hasselt: Clavis.
Waarom moeten mensen doodgaan? Als je dat heel, heel hard probeert, kun je dan weer levend worden? Is het niet veel te koud om in de winter op het kerkhof te liggen? Als iemand gestorven is van wie je houdt, heb je dan voor altijd verdriet? Als je je vader of moeder verliest, als je broer of zus sterft, wat moet je dan doen? Hoe leer je weer houden van het leven? Duidelijke en openhartige informatie voor kinderen én volwassenen, die hoop en troost kan bieden bij het verlies van een geliefde persoon.
van der Sluis, C. (1997). Mijn vader is een wolkenman. Amsterdam: Sjaloom.
Bolle (enig kind) verliest zijn vader al op vijfjarige leeftijd. In het eerste hoofdstuk kruipt hij nog fijn tegen hem aan in bed (zijn vader is dan al erg ziek), een paar dagen later al moet hij hem missen. De rest van het boek gaat over het verwerkingsproces: de gevoelens en reacties van Bolle, en hoe zijn moeder daarop weer reageert, staan centraal. Aan de zijlijn staan nog twee afwezige vaders: die van zijn vriendinnetje Lisa is 'in het buitenland' en klasgenootje Toms vader is 'een cowboy' en dus ook nooit thuis. Bolle is met zijn verdriet heel natuurlijk neergezet: zonder dat het met zoveel woorden wordt verteld weet je toch wat er in dat kleine bolletje omgaat. Voor zijn moeder is dat soms gissen, maar ze weet er goed op in te spelen.
van den Berg, M. (1990). De drie vogels. Haarlem: Gottmer.
Een net niet sentimenteel prentenboek over een jonge vrouwtjesvogel, die het ouderlijke nest verlaat, een andere vogel ontmoet en met hem de grote liefde beleeft. Als er een vogelkind komt, zijn ze de gelukkigste vogels van de wereld. Maar op het moment dat het kleine vogeltje voor het eerst wat rondvliegt, wordt mama vogel ziek. Het wordt steeds erger en op een dag is ze dood. Nu moet 'de andere vogel' (de papa) alleen verder vliegen met het vogeljong.
Van Dongen, I. (1998). Dag papa in de hemel. Amsterdam: Sjaloom & Wildeboer.
‘Dag papa in de hemel' zei de kleine Susanne iedere avond voordat ze naar bed ging. Het verhaal gaat over een echte papa die doodgaat en de invloed die dat heeft op haar leven. Herkenbare gevoelens zoals boosheid en verdriet worden afgewisseld met dagelijkse bezigheden. Immers, kinderen rouwen als kinderen.
Van Essen, I. (1999). Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk. Als je vader of moeder is doodgegaan. Amsterdam: Sjaloom.
Als iemand van wie je houdt is doodgegaan, lijkt het somt of niemand echt begrijpt hoe je je voelt. In dit boek vertellen dertig kinderen over wat zij meemaakten en hoe hun leven verder ging na de dood van hun vader of moeder. Het gaat over verdriet en geluk. Over akelige gedachten en fijne herinneringen. 0ver houden van en missen. En over je rot voelen en wat dan helpt. Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk is echt een boek om af en toe een stukje in te lezen en dan te merken dat je niet de enige bent die zich zo voelt als jij. Iedereen die beter wil begrijpen hoe het is als iemand van wie je houdt sterft, zal het fijn vinden om dit boek te lezen. Maar het is ook gewoon bedoeld voor alle kinderen die nadenken over het leven en de dood. En dat doet toch eigenlijk iedereen wel eens.
Van Genechten, G. (2010). Rikki en de eekhoorn. Hasselt: Clavis.
Het is herfst in het bos. Rikki is op zoek naar kastanjes, maar hij vindt op de grond ook een eekhoorn.
Slaapt hij? Is hij ziek of heeft hij zijn pootje gebroken? Rikki haalt zijn vriendinnetje Anni erbij en samen brengen ze de eekhoorn naar Rikki's mama. Die ziet meteen wat er aan de hand is.
Een ontroerend verhaal over afscheid nemen.
van Lieshout, E. (2004). De dagen daarna. Rotterdam: Lemniscaat.
Mama is dood en komt nooit meer terug. Maar dit wordt niet geloofd; mama is wel vaker weg en komt altijd terug.
Varley, S. (1995). Derk Das blijft altijd bij ons. Rotterdam: Lemniscaat.
Derk Das was een goede vriend van alle dieren in het bos. Maar hij was oud, héél oud. Op een dag vond Victor Vos een brief van Derk: 'Ik ben de lange tunnel ingegaan. Dag jongens... daaag!'
De dieren missen Derk Das heel erg, maar als ze over hem praten is hij toch een beetje bij hen.
Velthuijs, M. (2011). Kikker en het vogeltje. Amsterdam: Leopold.
Kikker heeft een vogeltje gevonden: hij haalt Varkentje erbij en ook Eend en Haas voegen zich bij het gezelschap. De laatste stelt vast dat het vogeltje dood is en filosofeert: 'Iedereen gaat dood'. De dieren begraven het vogeltje en gaan vervolgens spelend over tot de orde van de dag. Kikker constateert dat het leven prachtig is en in de boom zingt weer een ander vogeltje.
Verrept, P. (2010). Ik mis je. Antwerpen: Epo.
Prentenboek over 'wat is missen?' Mis je je vriendinnetje als ze gaat verhuizen? Mist opa oma als die dood is? En is dat hetzelfde? Als je je vriendin mist ga je gewoon op bezoek. Doe je dat ook bij oma? Gelukkig zijn er ook mensen die je vasthouden en troosten als je verdriet hebt.
Verroen, D. (2003). Een hemel voor beer. Leopold.
Kleine Beer is verdrietig want zijn opa is plots doodgegaan. Hij wil naar de berenhemel om dicht bij opa te zijn. Hij wil zich laten opeten maar geen van de dieren bij wie hij langs gaat – onder andere een knalrode vos, een tussen bamboe slingerende tijger, een enorme olifant – wil hem doodbijten. Ten einde raad gaat Beertje terug naar huis. In het berenhol kruipt hij lekker dicht tussen mama en papa in. En dat is eigenlijk ook een stukje hemel op aarde!
Viorst, J. (2002). Dat is heel wat voor een kat, vind je niet? Haarlem: Gottmer.
Poes Roetje is dood. Bij haar begrafenis probeert haar baasje tien dingen te bedenken waarom Roetje zo'n fantastische poes is geweest. Hij kan vrij vlot negen dingen bedenken maar het tiende is moeilijker. Wanneer hij zijn vader helpt in de tuin, bedenkt hij dat Roetjes lichaam opgenomen wordt in de grond en zo voedsel wordt voor de bloemen, de bomen en het gras. Tien goede eigenschappen: dat is heel wat voor een kat, vind je niet? En dat is het beslist! De fijne herinneringen helpen om het verlies van zo'n geweldige poes draaglijker te maken.
Wahl, M. (1989). Lajka en ik. Antwerpen: De Vries-Brouwers.
Dit is het verhaal van een kleine jongen en een grote hond. Lajka de hond is een sterke labrador. Zij is van opa. Lajka, opa en Erik zijn de beste vrienden. Maar op een dag wordt Lajka ziek. Zij is oud en kan niet meer beter worden. Erik wil niet dat Lajka dood gaat. Maar opa laat de hond een spuitje geven. Wat overblijft is een oude deken. En een mooie herinnering…
Westera, B., van Straaten, H. (2010). Een opa om nooit te vergeten. Utrecht: De Fontein.
Joost zit te wachten op de begrafenisauto's. Opa is dood, hij ligt in een kist. Joost voelt tranen in zijn ogen prikken.
Zijn moeder geeft hem een zakdoek, de rode zakdoek van opa. Opa speelde kiekeboe met die zakdoek toen Joost nog een baby was. Later speelden ze cowboy, waarbij de zakdoek om Joost zijn hals was geknoopt. Opa was het paard. Ook hadden Opa en Joost eens een piratenschip gemaakt, met de zakdoek erop als vlag. Ze namen papa gevangen en roofden geld uit zijn broekzak om patat te kopen.
Van mama mag Joost de zakdoek houden. Hij legt er een knoop in. Opa was een opa om nooit te vergeten!
Wild, M. (1995). Een lange dag. Rotterdam: Lemniscaat.
Martje en Grootmama wonen al heel lang bij elkaar. Op een ochtend is Grootmama heel erg moe. De volgende dag gaat ze van alles regelen en daarna maakt ze samen met Martje een prachtige wandeling.